bier

Bier

Er liep een man voor mij op straat met een blikje bier. Op zich niet vreemd, behalve dat het half 11 was. ’s Ochtends. De man zag er wat groezelig uit; ongeschoren, vet haar, dikke buik en een vies oud, vlekkenjasje. Toch leek hij behoorlijk senang met z’n situatie. Hij straalde in elk geval geen stress uit. Ik daarentegen, was ondanks mijn ochtendmeditatie, verre van zen. Ook al liep ik op een vrije dag met frisgewassen haar met mijn hondjes in de zon, er was van alles waar ik spanning en irritatie over voelde. Mijn schoenen, bijvoorbeeld, waar ik een blaar in voelde opkomen. Mijn ontstoken schouder die al maanden zeer deed. Het ene hondje dat niet luisterde en het andere dat niet wilde poepen; nee, ik was het tegenovergestelde van zen. Ik was eerder klaar voor opname dan de bierdrinker voor mij.

De man op straat liep rochelend door en wierp zijn blikje achteloos, na één ruwe kneep, in de goot. Niks leek hem te deren. En terwijl die gedachte door me heen schoot, voelde ik een acute steek van jaloezie. Ik was nota bene jalóers op die smoezelige vagebond. Jaloers op de vrijheid die hij uitstraalde. Opeens leek mijn leven een benauwde aaneenschakeling van planmatigheid en discipline; alles waar hij geen last van had. Eén moment verlangde ik ernaar om óók met vet haar, een dikke pens en een blikje bier de dag te beginnen, vrij van verwachtingen en verplichtingen. Niets te hoeven, ook al weet ik dat ik voornamelijk zelf de dictator van mijn eigen leven ben.

Gewoon eens de boel de boel te laten. Op te staan zonder te douchen, wekenlang m’n haar niet wassen, make-up en scheermes ongemoeid laten, zonder te denken aan sportplichten of dwangdiëten, om vermoeiende maatschappelijke schoonheidsmores en perfecte vrouwelijke wenselijkheid achter me te laten. Rekeningen niet openen in de hoop dat geldzorgen vanzelf verdwijnen, afspraken niet nakomen vanuit de wens om je vrij en ongebonden te voelen, eens niet lief glimlachend en beleefd de dag door te gaan, maar met een rotte bek een boer te laten in de tram. Eigenlijk gewoon eens een dikke middelvinger op te steken naar… Ja, naar wat eigenlijk? De maatschappij? De ander? Of mezelf?

Ik weet niet of bovenstaande gevoelens duiden op een naderende burn-out, psychose of inzinking, of dat ik gewoon aan vakantie toe ben. Ik weet ook niet of ik het überhaupt zou kunnen, al verlang ik soms naar een karaktermatige aardverschuiving. Want de mens blijkt een hardnekkig gewoontedier dat het liefst vertrouwde routines slaafs navolgt, ook al zijn deze killing voor lijf of leden. Daarnaast kreeg ik zowel in mijn fles als later met de paplepel drie maal daags een flinke portie orde en structuur toegediend, dus of het me óóit lukt… Maar ik wil het proberen; de boel meer de boel te laten. Minder dwangmatig plannen, minder moeten, minder verwachten – van mezelf én de ander. Ik weet niet hoe, maar ik begin morgenochtend. Met een blikje bier.



Bier

Er liep een man voor mij op straat met een blikje bier. Op zich niet vreemd, behalve dat het half 11 was. ’s Ochtends. De man zag er wat groezelig uit; ongeschoren, vet haar, dikke buik en een vies oud, vlekkenjasje. Toch leek hij behoorlijk senang met z’n situatie. Hij straalde in elk geval geen stress uit. Ik daarentegen, was ondanks mijn ochtendmeditatie, verre van zen. Ook al liep ik op een vrije dag met frisgewassen haar met mijn hondjes in de zon, er was van alles waar ik spanning en irritatie over voelde. Mijn schoenen, bijvoorbeeld, waar ik een blaar in voelde opkomen. Mijn ontstoken schouder die al maanden zeer deed. Het ene hondje dat niet luisterde en het andere dat niet wilde poepen; nee, ik was het tegenovergestelde van zen. Ik was eerder klaar voor opname dan de bierdrinker voor mij.

De man op straat liep rochelend door en wierp zijn blikje achteloos, na één ruwe kneep, in de goot. Niks leek hem te deren. En terwijl die gedachte door me heen schoot, voelde ik een acute steek van jaloezie. Ik was nota bene jalóers op die smoezelige vagebond. Jaloers op de vrijheid die hij uitstraalde. Opeens leek mijn leven een benauwde aaneenschakeling van planmatigheid en discipline; alles waar hij geen last van had. Eén moment verlangde ik ernaar om óók met vet haar, een dikke pens en een blikje bier de dag te beginnen, vrij van verwachtingen en verplichtingen. Niets te hoeven, ook al weet ik dat ik voornamelijk zelf de dictator van mijn eigen leven ben.

Gewoon eens de boel de boel te laten. Op te staan zonder te douchen, wekenlang m’n haar niet wassen, make-up en scheermes ongemoeid laten, zonder te denken aan sportplichten of dwangdiëten, om vermoeiende maatschappelijke schoonheidsmores en perfecte vrouwelijke wenselijkheid achter me te laten. Rekeningen niet openen in de hoop dat geldzorgen vanzelf verdwijnen, afspraken niet nakomen vanuit de wens om je vrij en ongebonden te voelen, eens niet lief glimlachend en beleefd de dag door te gaan, maar met een rotte bek een boer te laten in de tram. Eigenlijk gewoon eens een dikke middelvinger op te steken naar… Ja, naar wat eigenlijk? De maatschappij? De ander? Of mezelf?

Ik weet niet of bovenstaande gevoelens duiden op een naderende burn-out, psychose of inzinking, of dat ik gewoon aan vakantie toe ben. Ik weet ook niet of ik het überhaupt zou kunnen, al verlang ik soms naar een karaktermatige aardverschuiving. Want de mens blijkt een hardnekkig gewoontedier dat het liefst vertrouwde routines slaafs navolgt, ook al zijn deze killing voor lijf of leden. Daarnaast kreeg ik zowel in mijn fles als later met de paplepel drie maal daags een flinke portie orde en structuur toegediend, dus of het me óóit lukt… Maar ik wil het proberen; de boel meer de boel te laten. Minder dwangmatig plannen, minder moeten, minder verwachten – van mezelf én de ander. Ik weet niet hoe, maar ik begin morgenochtend. Met een blikje bier.