douglas

Douglas

‘Maar we kleúren er niet mee, natuurlijk’, zei ze streng, terwijl ze met de foundation voor mijn neus zwaaide. In de vele spiegels om me heen keek ik even wie ze met ‘we’ bedoelde; ik was toch echt alleen naar de Douglas gekomen. Haar strak uitgelijnde en hoog opgetrokken wenkbrauwen gaven een vorm van verbazing weer die zijn weerga niet kende. Alsof ik zojuist iets had gezegd dat leek te neigen naar sympathie voor de PVV. Of andere zondes, die je wel eens in je hoofd hebt rondspoken, maar natúúrlijk nooit mag uitspreken of doen. Je vla in hetzelfde bord schenken als waar je net je aardappels met jus van hebt gegeten, zoiets. Schande.

Het was begonnen rond de feestmaand. In een periode met veel optredens en sociale afspraken stond ik regelmatig goed in de maquillage en was mijn vriend daar een beetje aan gewend geraakt. Dusdanig dat hij medio half januari opeens voorzichtig bezorgd zei dat ik ‘best bleekjes’ was. Daar natuurlijk aan toevoegend dat dit helemaal niet erg was en hij óók zo van me houdt. Toegegeven; zonder een flinke laag make-up lijkt mijn winterhuid toch al snel op een vochtig lapje ongaar bladerdeeg. En aangezien ik mijn zonnebankabonnement samen met mijn pakjes Marlboro Light al zo’n 12 jaar eerder uit angst voor het grote craquelé-beest aan de wilgen had gehangen, zag ik geen andere uitweg. Ik zou me bij de Douglas eens goed laten adviseren, zoals een vrouw van mijn leeftijd, allure, allooi – wat het ook is – betaamt. En daarbij dacht ik klaar te zijn met één, jawel, één product. Iets tegen de pipsheid, punt.

Eenmaal binnen zag ik al gauw dat het uitzoeken van een ‘make-upje’ hogere wiskunde betrof – in elk geval iets anders dan wat ik al jaren in de doorsnee drogist lukraak uit het schap trok. Dus verzamelde ik de moed om advies te vragen, me bewust van het feit dat ik er naast zo’n verkoopmevrouw uitzie als een eersteklas zwerver. Of iemand met een enge ziekte, want in het licht van de Douglas kun je de aderen rond je neusvleugels tellen en lijken je poriën hongerig ‘ooo’ te schreeuwen naar elke willekeurige voorbijganger. Ik had al wel een schap gevonden dat mijn voorkeur had verkregen op basis van iets met ‘oil free matte stay all day long lasting fabulousness’, want wie wil dat nou niet, en twijfelde vooral nog over welke kleur. Want ik was zo pips, legde ik uit aan de vriendelijke dame wiens blonde haar niet alleen qua stijl uit de jaren 90 kwam, maar wat ook in die periode was afgestorven. En toen zei ze het dus: ‘Maar we kleúren er niet mee, natuurlijk’. Natúúrlijk ook! Ik voelde me een kleuter die met mama’s lippenstift op het behang een fauvistische fase had beleefd. Wat dácht ik wel niet? Eerst gebruikten ‘we’ een primer, waardoor de poriën (juist ja, die hongerige ‘ooo’-roepers) mooi werden afgedekt. Daarna volgde de foundation, maar die was alleen voor de egáálheid, natuurlijk. Pas daarna konden ‘we’ met een mooie blush of shimmer gaan ‘tonen’ en kleuren.

Ze bracht van alles geduldig aan, keek toe, mompelde iets over mijn poriën en voegde daar tenslotte ook nog aan toe dat dit alles natuurlijk voor overdag bedoeld was. Voor ’s avonds konden ‘we’ wel iets meer aanzetten. En of ik ook geen interesse had in een wenkbrauwpotlood van bijna 30 euro; zij zwóór erbij. Ik volgde gehypnotiseerd de rupsen boven haar ogen. Hoe het precies gegaan is, weet ik niet, maar een paar tellen later stond ik licht zweterig buiten. Zonder het bekende blauwe tasje maar met mijn bleke bladerdeeggezichtje. Voorlopig zouden ‘we’ wel wachten op de lente.



Douglas

‘Maar we kleúren er niet mee, natuurlijk’, zei ze streng, terwijl ze met de foundation voor mijn neus zwaaide. In de vele spiegels om me heen keek ik even wie ze met ‘we’ bedoelde; ik was toch echt alleen naar de Douglas gekomen. Haar strak uitgelijnde en hoog opgetrokken wenkbrauwen gaven een vorm van verbazing weer die zijn weerga niet kende. Alsof ik zojuist iets had gezegd dat leek te neigen naar sympathie voor de PVV. Of andere zondes, die je wel eens in je hoofd hebt rondspoken, maar natúúrlijk nooit mag uitspreken of doen. Je vla in hetzelfde bord schenken als waar je net je aardappels met jus van hebt gegeten, zoiets. Schande.

Het was begonnen rond de feestmaand. In een periode met veel optredens en sociale afspraken stond ik regelmatig goed in de maquillage en was mijn vriend daar een beetje aan gewend geraakt. Dusdanig dat hij medio half januari opeens voorzichtig bezorgd zei dat ik ‘best bleekjes’ was. Daar natuurlijk aan toevoegend dat dit helemaal niet erg was en hij óók zo van me houdt. Toegegeven; zonder een flinke laag make-up lijkt mijn winterhuid toch al snel op een vochtig lapje ongaar bladerdeeg. En aangezien ik mijn zonnebankabonnement samen met mijn pakjes Marlboro Light al zo’n 12 jaar eerder uit angst voor het grote craquelé-beest aan de wilgen had gehangen, zag ik geen andere uitweg. Ik zou me bij de Douglas eens goed laten adviseren, zoals een vrouw van mijn leeftijd, allure, allooi – wat het ook is - betaamt. En daarbij dacht ik klaar te zijn met één, jawel, één product. Iets tegen de pipsheid, punt.

Eenmaal binnen zag ik al gauw dat het uitzoeken van een ‘make-upje’ hogere wiskunde betrof – in elk geval iets anders dan wat ik al jaren in de doorsnee drogist lukraak uit het schap trok. Dus verzamelde ik de moed om advies te vragen, me bewust van het feit dat ik er naast zo’n verkoopmevrouw uitzie als een eersteklas zwerver. Of iemand met een enge ziekte, want in het licht van de Douglas kun je de aderen rond je neusvleugels tellen en lijken je poriën hongerig ‘ooo’ te schreeuwen naar elke willekeurige voorbijganger. Ik had al wel een schap gevonden dat mijn voorkeur had verkregen op basis van iets met ‘oil free matte stay all day long lasting fabulousness’, want wie wil dat nou niet, en twijfelde vooral nog over welke kleur. Want ik was zo pips, legde ik uit aan de vriendelijke dame wiens blonde haar niet alleen qua stijl uit de jaren 90 kwam, maar wat ook in die periode was afgestorven. En toen zei ze het dus: ‘Maar we kleúren er niet mee, natuurlijk’. Natúúrlijk ook! Ik voelde me een kleuter die met mama’s lippenstift op het behang een fauvistische fase had beleefd. Wat dácht ik wel niet? Eerst gebruikten ‘we’ een primer, waardoor de poriën (juist ja, die hongerige ‘ooo’-roepers) mooi werden afgedekt. Daarna volgde de foundation, maar die was alleen voor de egáálheid, natuurlijk. Pas daarna konden ‘we’ met een mooie blush of shimmer gaan ‘tonen’ en kleuren.

Ze bracht van alles geduldig aan, keek toe, mompelde iets over mijn poriën en voegde daar tenslotte ook nog aan toe dat dit alles natuurlijk voor overdag bedoeld was. Voor ’s avonds konden ‘we’ wel iets meer aanzetten. En of ik ook geen interesse had in een wenkbrauwpotlood van bijna 30 euro; zij zwóór erbij. Ik volgde gehypnotiseerd de rupsen boven haar ogen. Hoe het precies gegaan is, weet ik niet, maar een paar tellen later stond ik licht zweterig buiten. Zonder het bekende blauwe tasje maar met mijn bleke bladerdeeggezichtje. Voorlopig zouden ‘we’ wel wachten op de lente.