introductieweek 2

Introductieweek 2

Nadat ik een week lang op diverse plekken in mijn nieuwe woonplaats Leiden voor het eerst in mijn leven staand tegen een gevel had staan kotsen, was ook mijn lever geïntroduceerd in het studentenbestaan. Ik zou al snel leren dat er vele varianten zaten tussen wat zich nu aandiende en die allereerste dronkenschap (14 jaar, tijdens die eerste vakantie zonder ouders op Ameland, waarbij iets te oude en iets te vaak te gretig kijkende buurmannen een fles Nobel met mij, mijn zus en twee “oh nee dat lust ik niet”- giechelende vriendinnen wilden delen. Ik was verre van de moeilijkste, bleek al gauw – en nog veel vaker. Het gaf niet dat ik hun tentgordijntjes sloopte door me er, dronken zingend dat ik moest plassen, aan op te trekken. Al werd de gehoopte compensatie nooit ingelost). De meest heftige variant bleek toch wel de ‘wakker worden door je oor te schaven tegen de buitenmuur van je flat, waar je na teveel tequila met fiets en al wilde slapen’. Nee, voor mij nooit meer tequila. Of limoncello; de duivel verpakt in citroenlimonade voor volwassenen.

Inmiddels had ik ook een échte studentenkamer: na drie maanden in de royale vrijstaande mansion bij mijn allerliefste tante in Oegstgeest waren de verhoudingen iets bekoeld nadat ze een keer tijdens een ontbijtje terloops zei: “Janneke, mijn huis is geen hotel”, doelend op wat meegebracht nachtelijk bezoek. Waarna ik na het fenomeen ‘hospiteren’ (vleeskeuring van mogelijke huisgenoten) in een ‘fusie’ (gezamenlijke woonkamer in studentenhuis, bestaande uit het lelijkste kringloopmeubilair op een linoleum plakvoer, gootsteen die dienst doet als nasi-dump en meer volle asbakken dan inwonenden) een kamer kreeg van zo’n 20 m² voor 375 gulden: een koopje waar ik al snel mijn megagrote Brad Pitt in Levi’s 501-reclameposter ophing om met kramp in de vingers te gaan slapen.

Met het wonen in een studentenhuis kwamen nog vele ‘introducties’ aan de orde. Ik leerde koken, wat veelal bestond uit het vullen van bladerdeeg met brokken brie, cashewnoten en spinazie/champignons/broccoli/prei (al naar gelang aanbiedingen bij de Dirk), of kaasfondue uit een pak met komkommer /wortel voor de benodigde vitaminen. Ik leerde dat het slim was om in een huis met zes mensen als eerste de linkerdouche te bemachtigen: als je rechts stond, stroomde al het water met daarin plukken (schaam)haar, snot of andere aangekoekte lichaamssubstanties over je voeten, of je nou met of zonder slippers douchte – een gevoel dat op campings nog altijd lichte braakneigingen opwekt. Ik leerde dat er huisgenoten waren die weliswaar het schoonmaakrooster volgden, maar alles, en dan ook echt alles, met één doekje schoonmaakten. En dat daarin de volgorde ‘eerst keuken, daarna wc’ niet bij ze opkwam. Of met de wc-borstel rustig de bril stonden te poetsen. En je dus altijd zelf nog even een rondje extra deed op de wc op jouw verdieping. (Mag ik hierbij even begrip voor mijn smetvrees? Dank u).

Wat ik vooral leerde, ik dat ik hield van studeren. Dat ik genoot van de rijkdom van het je mogen en kúnnen verdiepen in dat wat je boeiend vind. Dat ik, noem me nerd, colleges volgen geweldig vond – dat ik als een spons kennis wilde opnemen van datgene wat ik, al was die studie Engels een tweede keus, écht interessant vond. Dat ik de ruimte kreeg om een versie van mezelf te ontwikkelen waarvan ik het bestaan niet kende, maar die ergens had liggen sluimeren onder de oppervlakte van tieneronzekerheden, hormonale acné en puppyvet. En nog altijd, altijd wanneer ik die nieuwe lichting studenten zie, ben ik jaloers. Jaloers op alles wat voor ze ligt. Jaloers op het idee om alles weer voor het eerst te mogen ervaren. Jaloers op de ontdekkingen van zichzelf die nog verborgen zijn, los van omgaan met katers, ranzige huisgenoten of vele culinaire misbaksels die ze likkebaardend naar de FEBO zullen sturen. Jaloers op de kans om, al was het maar één keer, opnieuw te mogen beginnen. Jaloers op de mogelijkheid om je, als adolescent met de wereld aan je voeten, in de meest pure vorm te kunnen verwonderen over de vele schakeringen waarmee je jouw bestaan kunt inkleuren. Ah, to be young again…



Introductieweek 2

Nadat ik een week lang op diverse plekken in mijn nieuwe woonplaats Leiden voor het eerst in mijn leven staand tegen een gevel had staan kotsen, was ook mijn lever geïntroduceerd in het studentenbestaan. Ik zou al snel leren dat er vele varianten zaten tussen wat zich nu aandiende en die allereerste dronkenschap (14 jaar, tijdens die eerste vakantie zonder ouders op Ameland, waarbij iets te oude en iets te vaak te gretig kijkende buurmannen een fles Nobel met mij, mijn zus en twee “oh nee dat lust ik niet”- giechelende vriendinnen wilden delen. Ik was verre van de moeilijkste, bleek al gauw – en nog veel vaker. Het gaf niet dat ik hun tentgordijntjes sloopte door me er, dronken zingend dat ik moest plassen, aan op te trekken. Al werd de gehoopte compensatie nooit ingelost). De meest heftige variant bleek toch wel de ‘wakker worden door je oor te schaven tegen de buitenmuur van je flat, waar je na teveel tequila met fiets en al wilde slapen’. Nee, voor mij nooit meer tequila. Of limoncello; de duivel verpakt in citroenlimonade voor volwassenen.

Inmiddels had ik ook een échte studentenkamer: na drie maanden in de royale vrijstaande mansion bij mijn allerliefste tante in Oegstgeest waren de verhoudingen iets bekoeld nadat ze een keer tijdens een ontbijtje terloops zei: “Janneke, mijn huis is geen hotel”, doelend op wat meegebracht nachtelijk bezoek. Waarna ik na het fenomeen ‘hospiteren’ (vleeskeuring van mogelijke huisgenoten) in een ‘fusie’ (gezamenlijke woonkamer in studentenhuis, bestaande uit het lelijkste kringloopmeubilair op een linoleum plakvoer, gootsteen die dienst doet als nasi-dump en meer volle asbakken dan inwonenden) een kamer kreeg van zo’n 20 m² voor 375 gulden: een koopje waar ik al snel mijn megagrote Brad Pitt in Levi’s 501-reclameposter ophing om met kramp in de vingers te gaan slapen.

Met het wonen in een studentenhuis kwamen nog vele ‘introducties’ aan de orde. Ik leerde koken, wat veelal bestond uit het vullen van bladerdeeg met brokken brie, cashewnoten en spinazie/champignons/broccoli/prei (al naar gelang aanbiedingen bij de Dirk), of kaasfondue uit een pak met komkommer /wortel voor de benodigde vitaminen. Ik leerde dat het slim was om in een huis met zes mensen als eerste de linkerdouche te bemachtigen: als je rechts stond, stroomde al het water met daarin plukken (schaam)haar, snot of andere aangekoekte lichaamssubstanties over je voeten, of je nou met of zonder slippers douchte – een gevoel dat op campings nog altijd lichte braakneigingen opwekt. Ik leerde dat er huisgenoten waren die weliswaar het schoonmaakrooster volgden, maar alles, en dan ook echt alles, met één doekje schoonmaakten. En dat daarin de volgorde ‘eerst keuken, daarna wc’ niet bij ze opkwam. Of met de wc-borstel rustig de bril stonden te poetsen. En je dus altijd zelf nog even een rondje extra deed op de wc op jouw verdieping. (Mag ik hierbij even begrip voor mijn smetvrees? Dank u).

Wat ik vooral leerde, ik dat ik hield van studeren. Dat ik genoot van de rijkdom van het je mogen en kúnnen verdiepen in dat wat je boeiend vind. Dat ik, noem me nerd, colleges volgen geweldig vond – dat ik als een spons kennis wilde opnemen van datgene wat ik, al was die studie Engels een tweede keus, écht interessant vond. Dat ik de ruimte kreeg om een versie van mezelf te ontwikkelen waarvan ik het bestaan niet kende, maar die ergens had liggen sluimeren onder de oppervlakte van tieneronzekerheden, hormonale acné en puppyvet. En nog altijd, altijd wanneer ik die nieuwe lichting studenten zie, ben ik jaloers. Jaloers op alles wat voor ze ligt. Jaloers op het idee om alles weer voor het eerst te mogen ervaren. Jaloers op de ontdekkingen van zichzelf die nog verborgen zijn, los van omgaan met katers, ranzige huisgenoten of vele culinaire misbaksels die ze likkebaardend naar de FEBO zullen sturen. Jaloers op de kans om, al was het maar één keer, opnieuw te mogen beginnen. Jaloers op de mogelijkheid om je, als adolescent met de wereld aan je voeten, in de meest pure vorm te kunnen verwonderen over de vele schakeringen waarmee je jouw bestaan kunt inkleuren. Ah, to be young again…