knabbels en kalknagels

Knabbels en kalknagels

“Het was de tekst bij mijn man z’n uitvaart”, zegt ze, terwijl ze met een koele gerimpelde hand de mijne pakt. Met waterige ogen kijkt ze me aan op deze bloedhete zondagmiddag. Ik heb net mijn optreden geëindigd met het lied ‘Later bestaat niet’, met daarin ook de zin ‘er is alleen maar nu’. Na afloop kwam ze gelijk naar me toe: “hij zei het altijd: ‘later, het komt wel, later’. En dan zei ik tegen hem: ‘Nee: nú!’. Maar opeens was het te laat. Je hebt zó gelijk, wat prachtig verwoord”.

Ik kijk haar aan: een kwieke, sportieve dame van in de zeventig. Een blos op de wangen, lippenstift, het korte haar plakkerig in de nek door deze tropische temperaturen. Ik voel de urgentie in haar hand, die nog altijd de mijne vastheeft. Verre van ongemakkelijk, alsof een dieper weten ons verbindt. In een flits denk ik terug aan het moment dat ik deze woorden schreef. Ik had net gehoord dat mijn dierbare vriend de diagnose terminale kanker had gekregen. Een man vol levenslust, vol reisplannen, die zich er bij neer kon leggen dat zijn leven hier eindig was. Het maakte diepe indruk op mij: ik, die altijd méér wil, altijd vooruit, altijd kijkt naar wat er in de toekomst ligt. Want dáár is het goud, toch? De belofte van “dan, dan komt het goed. Dan is het gelukt.” Maar soms komt er geen later.

Mijn eigen woorden blijken ook voor mezelf te vaak aan dovemansoren gericht. Nog geen half uur eerder had ik met lichte teleurstelling de ruimte bekeken. Een dorpshuis op het platteland, veel minder showbizz werd het niet. Een te grote ruimte met daarin tafels en stoelen in standje ‘dorpsvergadering’. Met de kleedjes “lekker anders” schuin over tafel gedrapeerd, staat immers véél gezelliger. Naast de vaasjes met een enkele anjer stonden zoute stengels in een glaasje, wat borrelnootjes op een schaaltje. Daar zouden ze straks zitten: de deelnemers aan de fietsroute. Met beigekleurige driekwart broeken, gemakkelijke klittenband sandalen die kromme gele kalknagels etaleerden. Tijdens de soundcheck bleken de drie vrijwilligers niet door te hebben dat de batterij verkeerd om in de microfoon zat, waarna vervolgens ook nog mijn zendermicrofoon snerpend uit de boxen kwam. Niks van dit alles kwam ook maar enigszins in de buurt van die diep gekoesterde wens, die ik slechts af en toe als cadeautje ontving: een theater waar álles tot in de puntjes is geregeld, inclusief een uitverkochte zaal. Het was niet dat ik géén zin had, ik moest alleen even schakelen.

Maar was dat niet het thema van de afgelopen anderhalf jaar? Schakelen, schakelen, schakelen. Van 130 vierkante meter in Utrecht naar 65 in Groningen, van een leven met man en twee hondjes naar alleen met een asielpoes. Vriendschappen en dromen die ik onderweg was verloren, verwachtingen die niet waargemaakt waren. Oude angsten en verdriet dat, eenmaal een plekje gekregen in een gehavend hart, vervangen werden door nieuwe. Alles wat ik verlangde, bevond zich in de toekomst: dáár ligt het goud, dán is het gelukt. Ben ik gelukt.

En opeens had ik het onverwacht in handen. Dat kleine glinsterende klompje. Uit de drie rondes van mijn fietspubliek kwamen hartverwarmende reacties. De knabbels op tafel bleken een gezellige toevoeging voor een onverwacht leuke middag, inclusief pedicure verlangende voeten. Er werd gelachen, er werd gehuild, er werd me snel toegefluisterd “Ik vind jou fantastisch”, tot een veelzeggende knipoog met duim omhoog van man die ik had ingeschaald als ‘nukkige boer’. En er was deze dame, met haar hand in de mijne. Hier en nu. En het was mooier dan ik kon bedenken. Het was goud. Grunnegs Goud.



Knabbels en kalknagels

“Het was de tekst bij mijn man z’n uitvaart”, zegt ze, terwijl ze met een koele gerimpelde hand de mijne pakt. Met waterige ogen kijkt ze me aan op deze bloedhete zondagmiddag. Ik heb net mijn optreden geëindigd met het lied ‘Later bestaat niet’, met daarin ook de zin ‘er is alleen maar nu’. Na afloop kwam ze gelijk naar me toe: “hij zei het altijd: ‘later, het komt wel, later’. En dan zei ik tegen hem: ‘Nee: nú!’. Maar opeens was het te laat. Je hebt zó gelijk, wat prachtig verwoord”.

Ik kijk haar aan: een kwieke, sportieve dame van in de zeventig. Een blos op de wangen, lippenstift, het korte haar plakkerig in de nek door deze tropische temperaturen. Ik voel de urgentie in haar hand, die nog altijd de mijne vastheeft. Verre van ongemakkelijk, alsof een dieper weten ons verbindt. In een flits denk ik terug aan het moment dat ik deze woorden schreef. Ik had net gehoord dat mijn dierbare vriend de diagnose terminale kanker had gekregen. Een man vol levenslust, vol reisplannen, die zich er bij neer kon leggen dat zijn leven hier eindig was. Het maakte diepe indruk op mij: ik, die altijd méér wil, altijd vooruit, altijd kijkt naar wat er in de toekomst ligt. Want dáár is het goud, toch? De belofte van “dan, dan komt het goed. Dan is het gelukt.” Maar soms komt er geen later.

Mijn eigen woorden blijken ook voor mezelf te vaak aan dovemansoren gericht. Nog geen half uur eerder had ik met lichte teleurstelling de ruimte bekeken. Een dorpshuis op het platteland, veel minder showbizz werd het niet. Een te grote ruimte met daarin tafels en stoelen in standje ‘dorpsvergadering’. Met de kleedjes “lekker anders” schuin over tafel gedrapeerd, staat immers véél gezelliger. Naast de vaasjes met een enkele anjer stonden zoute stengels in een glaasje, wat borrelnootjes op een schaaltje. Daar zouden ze straks zitten: de deelnemers aan de fietsroute. Met beigekleurige driekwart broeken, gemakkelijke klittenband sandalen die kromme gele kalknagels etaleerden. Tijdens de soundcheck bleken de drie vrijwilligers niet door te hebben dat de batterij verkeerd om in de microfoon zat, waarna vervolgens ook nog mijn zendermicrofoon snerpend uit de boxen kwam. Niks van dit alles kwam ook maar enigszins in de buurt van die diep gekoesterde wens, die ik slechts af en toe als cadeautje ontving: een theater waar álles tot in de puntjes is geregeld, inclusief een uitverkochte zaal. Het was niet dat ik géén zin had, ik moest alleen even schakelen.

Maar was dat niet het thema van de afgelopen anderhalf jaar? Schakelen, schakelen, schakelen. Van 130 vierkante meter in Utrecht naar 65 in Groningen, van een leven met man en twee hondjes naar alleen met een asielpoes. Vriendschappen en dromen die ik onderweg was verloren, verwachtingen die niet waargemaakt waren. Oude angsten en verdriet dat, eenmaal een plekje gekregen in een gehavend hart, vervangen werden door nieuwe. Alles wat ik verlangde, bevond zich in de toekomst: dáár ligt het goud, dán is het gelukt. Ben ik gelukt.

En opeens had ik het onverwacht in handen. Dat kleine glinsterende klompje. Uit de drie rondes van mijn fietspubliek kwamen hartverwarmende reacties. De knabbels op tafel bleken een gezellige toevoeging voor een onverwacht leuke middag, inclusief pedicure verlangende voeten. Er werd gelachen, er werd gehuild, er werd me snel toegefluisterd “Ik vind jou fantastisch”, tot een veelzeggende knipoog met duim omhoog van man die ik had ingeschaald als ‘nukkige boer’. En er was deze dame, met haar hand in de mijne. Hier en nu. En het was mooier dan ik kon bedenken. Het was goud. Grunnegs Goud.