mannetje

Mannetje

Oud-collega S werkte vroeger kortstondig op de kamer bij enkele dames die mijn collega’s waren. Hij had een “aparte functie” en die officieuze titel omarmde hij met verve. S was de vleesgeworden vreemde eend (woerd) in de ambtelijke bijt. Hij poetste zijn afwijkende veren trots op wanneer hij over de gang waggelde met zijn ietwat corpulente buik. S was een echt mannetje, zo eentje die goed gedijt bij vrouwelijke aandacht. En omdat S sinds de interne verhuizing het contact met ‘zijn meisjes’ een beetje was kwijtgeraakt, kwam hij regelmatig buurten. Dan liet hij zich welgevallig over zijn te bolle oude mannetjesbuikje aaien, nam bitchy opmerkingen over zijn groezelige vertoning (roos, vlekken, slecht geschoren) voor lief en stond semi-verlegen op de drempel te mompelen, totdat wij (ik was in no-time ongemerkt toegetreden tot zijn besloten meisjesclubje) hem liefdevol verwelkomden.

We waren altijd blij als S ons vereerde met een bezoekje. Het stond namelijk garant voor een halfuurtje werkontwijkend geouwehoer. En ja, een ambtenaar kijkt liever niet op de klok, behalve om 5 uur. Qualitytime is een waardig goed bij de overheid. Want er is geen noodzaak, geen deadline, geen drama als iets een dagje later komt. Ik hou wel van dat Mediterrane tempo.

S is (want ik volg hem nog altijd online) vermakelijk en ook een beetje aandoenlijk. Maar blijkt onverwachts een scherpe analist. S schrijft namelijk columns op een – hoe hip voor een stoffige vijftiger – weblog. Daarin vertelt hij bijzonder amusant over zijn dagelijkse beslommeringen, zowel zakelijk als privé. Soms iets te eerlijk – wanneer hij uitwijdt over de grillen van zijn niet altijd gewillige vrouw (and I quote “mocht ze groen licht geven, dan gebruik ik snel een gastendoekje om mijn genitaliën mee te wassen”). Of schrijft over een iets te gênante kantoorromance. Als hobby noemt hij ‘petanque’ en ‘vrouwelijk schoon’. Jong, oud, dik of dun. Ze worden gecategoriseerd op de vorm van hun kuiten en een bepaalde ‘struisheid’.

Het onvermijdelijke gebeurde tijdens een lunch met S en het hysterische kamergenootje, toen zij met een benijdenswaardige directheid vroeg; “wat vind je dan van onze kuiten?” Alsof ik het wilde weten. Bovendien, why would I care. Hoewel ik iets plomper was dan het kamergenootje (ze was nog geen 30, duh), weet ik wat ik in huis heb. Met mijn kuiten is helemaal niks mis, dankzij goede genen en jarenlang veel fietsen. Op mijn achterwerk zou ik het grandioos verliezen. Sommige dingen moet je eerlijk kunnen toegeven – zeker na je 30e. En ‘struis’ vind ik niks, maar kordaat ben ik zeker. Trouwens, alsof S zo’n lekker ding was. Toch was ik zenuwachtig voor zijn oordeel. Kamergenootje’s kuiten vond hij ‘aan de dunne kant’, de mijne kregen het predicaat ‘iets steviger’. “Maar vrouwelijk”, voegde hij toe. “En met een bescheiden tatoeage op de enkel. Dat had ik al gezien”. Opgelucht haalde ik adem: zonder kleerscheuren was ik door de keuring van deze zonderling gekomen. En ik was er blijer mee dan ik had kunnen vermoeden.



Mannetje

Oud-collega S werkte vroeger kortstondig op de kamer bij enkele dames die mijn collega’s waren. Hij had een “aparte functie” en die officieuze titel omarmde hij met verve. S was de vleesgeworden vreemde eend (woerd) in de ambtelijke bijt. Hij poetste zijn afwijkende veren trots op wanneer hij over de gang waggelde met zijn ietwat corpulente buik. S was een echt mannetje, zo eentje die goed gedijt bij vrouwelijke aandacht. En omdat S sinds de interne verhuizing het contact met ‘zijn meisjes’ een beetje was kwijtgeraakt, kwam hij regelmatig buurten. Dan liet hij zich welgevallig over zijn te bolle oude mannetjesbuikje aaien, nam bitchy opmerkingen over zijn groezelige vertoning (roos, vlekken, slecht geschoren) voor lief en stond semi-verlegen op de drempel te mompelen, totdat wij (ik was in no-time ongemerkt toegetreden tot zijn besloten meisjesclubje) hem liefdevol verwelkomden.

We waren altijd blij als S ons vereerde met een bezoekje. Het stond namelijk garant voor een halfuurtje werkontwijkend geouwehoer. En ja, een ambtenaar kijkt liever niet op de klok, behalve om 5 uur. Qualitytime is een waardig goed bij de overheid. Want er is geen noodzaak, geen deadline, geen drama als iets een dagje later komt. Ik hou wel van dat Mediterrane tempo.

S is (want ik volg hem nog altijd online) vermakelijk en ook een beetje aandoenlijk. Maar blijkt onverwachts een scherpe analist. S schrijft namelijk columns op een – hoe hip voor een stoffige vijftiger – weblog. Daarin vertelt hij bijzonder amusant over zijn dagelijkse beslommeringen, zowel zakelijk als privé. Soms iets te eerlijk - wanneer hij uitwijdt over de grillen van zijn niet altijd gewillige vrouw (and I quote “mocht ze groen licht geven, dan gebruik ik snel een gastendoekje om mijn genitaliën mee te wassen”). Of schrijft over een iets te gênante kantoorromance. Als hobby noemt hij ‘petanque’ en ‘vrouwelijk schoon’. Jong, oud, dik of dun. Ze worden gecategoriseerd op de vorm van hun kuiten en een bepaalde ‘struisheid’.

Het onvermijdelijke gebeurde tijdens een lunch met S en het hysterische kamergenootje, toen zij met een benijdenswaardige directheid vroeg; “wat vind je dan van onze kuiten?” Alsof ik het wilde weten. Bovendien, why would I care. Hoewel ik iets plomper was dan het kamergenootje (ze was nog geen 30, duh), weet ik wat ik in huis heb. Met mijn kuiten is helemaal niks mis, dankzij goede genen en jarenlang veel fietsen. Op mijn achterwerk zou ik het grandioos verliezen. Sommige dingen moet je eerlijk kunnen toegeven – zeker na je 30e. En ‘struis’ vind ik niks, maar kordaat ben ik zeker. Trouwens, alsof S zo’n lekker ding was. Toch was ik zenuwachtig voor zijn oordeel. Kamergenootje’s kuiten vond hij ‘aan de dunne kant’, de mijne kregen het predicaat ‘iets steviger’. “Maar vrouwelijk”, voegde hij toe. “En met een bescheiden tatoeage op de enkel. Dat had ik al gezien”. Opgelucht haalde ik adem: zonder kleerscheuren was ik door de keuring van deze zonderling gekomen. En ik was er blijer mee dan ik had kunnen vermoeden.