14 apr Verdwaald
‘No trail’, zei het knullige houten bordje naast het pad. We liepen in een droog, zanderig rotsgebied waar we zo’n kwartier geleden waren begonnen aan de tocht van ruim anderhalf uur klimmen richting de ‘Delicate Arch’. De, zo stond het in alle boekjes, mooiste boog van natuurpark Arches in de staat Utah. Die moesten we natuurlijk zien, dus gewapend met twee literflessen water, mueslirepen en wandelkaartje begonnen we aan de tocht. Waar ineens, in the middle of nowhere, op een pad dat geen pad was, het bordje ‘no trail’ stond. Even ontwaakte van binnen de paniek, waarbij rampscenario’s van slechte films zich aandienden. Maar gelukkig zagen we in de verte, rechts, een pijl die ons wees waar we naar toe moesten. Net op tijd kreeg ik weer lucht.
Tegen mijn aanvankelijke angsten in, bleek het hiken in Amerikaanse natuurparken vrij gemakkelijk. Nog meer dan fietsers zweren bij ANWB-paddenstoelen op een gemiddeld Waddeneiland, houden de Amerikanen van richting aangeven. Want je zou maar eens verdwalen. En waar dat op Texel of Schiermonnikoog niet zo’n drama is, wil je in een National Park in Amerika alles behalve verdwalen. Maar dit had ook een keerzijde; soms liep je achter een hyperactieve akela die tevergeefs probeerde met een Disney-achtige hysterie haar kort gebroekte obese welpjes te informeren over Moeder Aarde’s fossiele schatten. Ik vroeg me af of haar agitatie kwam door een continue overdosis suiker, of omdat haar beige kniekousen teveel bloed afknepen van haar witvlezige varkenspootjes. Of je belandt achter een zwerm Chinezen, uitgerust met mondkapjes en vlaggetjes. Maar dat hoeft niet, want de parken in Amerika zijn groot. Groot genoeg om naast de platgetreden paden ook zelf nog weg van de massa te kunnen genieten, omdat er meerdere routes zijn uitgestippeld.
En daar zit bij mij het probleem. Een eeuwige strijd tussen iets zelf willen ontdekken, ongebaande paden vinden, avonturen beleven met heroïsche verhalen na afloop, versus een kinderlijke angst om de weg – en daarmee de controle – kwijt te raken. Tussen het willen opgaan in alles overweldigende natuur, gegidst door enkel vogelgeluiden en lonkende klaterende watervallen achter ‘nog even, nog één heuvel’, versus de aanzwellende onrust over hongerige beren, prikkelbare puma’s, giftige slangen en de vrees niet meer voor het donker thuis te komen in een gigantisch GPS- en ontvangstloos gebied. Bekentenis: ik ben een angstige avonturier, een begrensde ontdekker. Het schoolvoorbeeld van de zogenaamd authentieke Lonely Planet – adept. Ik wil de hoogtepunten van het land zien, dat waar iedereen het over heeft, waar je naar toe ‘moét’. Maar daar wil ik dan vervolgens wel mijn eigen draai aan geven, zodat ik een éigen avontuur heb beleefd, met bijbehorende Instawaardige foto’s. Weliswaar binnen bepaalde perken, maar dat hoeft niemand te weten. Ik wil logeren in een Portugese boomhut, om vervolgens bij aankomst veel te bang te zijn om ’s nachts met harige achtpotigen het bed te delen (met gierende banden rechtsomkeert naar een fijne hotelkamer – idem dito met de junglehut in Thailand). Op menig stoere ontdekkingstocht waarbij de kans bestond om tijgers, neushoorns of krokodillen te zien, liep ik met in afritsbroek samengeknepen billetjes en verhoogde hartslag achter de ranger aan. Enerzijds hopend op die close encounter én indrukwekkende foto, anderzijds biddend dat ik weer veilig in de bewoonde wereld was, met een cocktail en wifi. Overigens is de kans op zo’n ontmoeting vrij klein wanneer je steeds ‘per ongeluk’ geluid maakt (lees: expres nep-niezen, struikelen en takjes afbreken), maar dat terzijde.
Hetzelfde ‘no trail’-bordje staat plots al enkele weken voor mijn neus in Nederland. Sinds de Coronacrisis werd het pad dat ik vrolijk en voortvarend bewandelde, bruut gebarricadeerd. Ineens sta ik voor een uitdaging waarbij ‘controle verliezen’ het geboden avontuur is. Een tocht die nergens is beschreven in boekjes, waar geen wandelkaartjes van zijn, of alternatieve routes. We staan met z’n allen verdwaald en verdwaasd in een onbekend, uitgestrekt gebied waar niemand de weg kent. Sommige ware avonturiers herontdekken hun pioniersschap, anderen loeren eerst naar de buren voordat ze op gang komen en een enkeling gaat er het liefst moedeloos bij zitten. En ik? Ik bevind me er ergens tussenin. Opgejaagd en afgeremd. Als een stuurloos bootje op zeeën van tijd, met mijn telefoon in de lucht op zoek naar ontvangst. Hier is het dan: die kans om een eigen avontuur te beleven, te leren hoe ik op eigen kompas navigeer. Maar in de beklemmende stilte van het grote niets hoor ik enkel mijn innerlijke TomTom schreeuwen: “probeer om te keren”. Alles in mij verlangt meer dan ooit naar een routebepalende massa, naar aangelegde wandelpaden met bankjes, prullenbakken en verfoeide groen-witte koffieketens onderweg. Voor het eerst ben ik echt verdwaald.
Ik leerde trouwens één ding uit die slechte rampenfilms: blijf bewegen. Dus zet ik onwennig stapjes. Ook al weet ik niet of ik voldoende ben uitgerust voor de klim, of ik bij de eindstreep een mooi vergezicht als beloning krijg. Terug is geen optie, vooruit de enige kans op een mooi avontuur met heroïsche verhalen na afloop. En een cocktail.