britney

Britney

Er zijn momenten in mijn leven dat ik verwantschap voelde met Britney Spears. Niet zozeer het moment dat ze als preuts schoolmeisje in uniform kittig met haar staartjes zwiepte terwijl ze twintig was – ik kroop op dat moment in Corelbroek en Ralph Lauren polo tien bierkilo’s te zwaar door mijn Leidse studentenkamer, chronisch brak. Het enige moment dat ik die bewuste videoclip zou overwegen na te doen, zou zijn wanneer mijn geliefde in een intense depressie is beland: ik weet vrij zeker dat ik hem daarmee acuut een lachstuip bezorg die drie dagen aanhoudt.

Ook herken ik me niet zozeer Brit’s voorliefde voor bad boys in oversized konthangende driekwart broek, met wie ze kortstondige huwelijkspogingen ondernam. Mannen die hun iets te vadsige uitdijende oud-danserslichaam proberen te camoufleren met een halfbakken zakdoek rond hun tronie en een geitensik op hun kin. Al verdient ze credits voor het feit dat ze in Justin T de raszuivere prijzenpronker zag, toen wij hem nog voor een poedel in stonewashed spijkerbroek hielden. Nee, het moment dat ik Brit écht begreep, was toen ze in 2007 haar bevallige pruilhoofdje kaalschoor. Ik voelde het. De rebellie. Het meest intense statement dat je als tienersterpopje én vrouw kunt maken. De middelvinger naar de modemaffia: je ontdoen van je bekorende kroon, het lozen van je sacrale lokken. Een kale knar coming-out.

Natuurlijk, ze was onder invloed van drank, drugs en meerdere persoonlijkheden. Natuurlijk, ze was kneiterdepressief. Natuurlijk, elke vorm van gezond verstand valt haar te betwijfelen. Maar toch. Ze deed het. Ze ditchte haar dos. Dat waar ik alleen maar van durf te dromen. Omdat ze er gewoon genoeg van had. Genoeg van het gedoe. Want gedoe is het. Het wassen met de juiste schubbensluitende total repair keratineformule  (noem het vooral geen shampoo), het inmasseren van een glansversterkend anti-breukserum, het regelmatig toedienen van een intensiverende toner voor het juiste kleurconservering. Gedoe. Het zes á acht wekelijkse kappersbezoek – tenminste, voor ‘gewone’, financieel goedbedeelde stervelingen. Brit heeft natuurlijk een personal hairstylist dus hoeft daarvoor haar mansion niet uit. Ze hoeft niet plaats te nemen in een TL-verlichte onderkin-etalerende spiegelhel van small talk en hoofdhuidmarteling. Niemand die Brit iets zou kwalijk nemen als ze géén antwoord zou geven op weinigzeggende waarnemingen als ‘Goh, je hebt wel véél haar, hè? En zo dik!’ Geen ziel die haar zou durven bestoken met leeg gelul in de ruimte, fantasieloos geformuleerd in zinnen als ‘Was je een lekker dagje vrij vandaag?’. Het moment dat ik, al na enkele minuten van wat ik weet dat drie uur gaan worden, wil wegrennen, gillen of botweg zeggen: ‘Nee, knipkut, ik ben lekker aan het werk. Nu jij nog’.  Doe je niet. Hoort niet. Hou je in. Koest.

Ik droom er van. Een laatste gevecht met de klittenbende na elke wasbeurt. Een laatste keer kammen, borstelen, föhnen, stylen, bijkleuren. Snoeihard de schaar er in. Woesh woesh woesh – mijn tooi op de grond. Bzzzzz over mijn bolletje. Schoon, fris, een nieuw begin, loutering. Nooit meer naar de kapper, sterker nog: een einde aan mijn eeuwige zoektocht naar de perfecte barbier, nadat ik er inmiddels zo’n 14 heb afgedankt. In drie verschillende steden.

En toch doe ik het niet. Weerhoud ik mezelf ervan met allerlei smoesjes. Zoals dat mijn schedel nou eenmaal vrij asymmetrisch is. En dat een gelukte coupe ook wel een hoop ruis in het aftakelende gezicht verdoezelt. Of het simpele feit dat je bij zo’n goede kale kop ofwel gelijk het voorkomen van G.I. Jane moet hebben, of als verlepte junk onder een brug de fles moet delen met gelijkgestemde tandeloze zielen op natte elektronicadozen. En hoewel mijn Leidse studentenlook verleden tijd is en ik heus nog van een drankje hou, passen die twee stijlen nou ook weer niet bij mij. Dus binnenkort stap ik maar weer een nieuwe salon binnen. Hit me baby, one more time.



Britney

Er zijn momenten in mijn leven dat ik verwantschap voelde met Britney Spears. Niet zozeer het moment dat ze als preuts schoolmeisje in uniform kittig met haar staartjes zwiepte terwijl ze twintig was – ik kroop op dat moment in Corelbroek en Ralph Lauren polo tien bierkilo’s te zwaar door mijn Leidse studentenkamer, chronisch brak. Het enige moment dat ik die bewuste videoclip zou overwegen na te doen, zou zijn wanneer mijn geliefde in een intense depressie is beland: ik weet vrij zeker dat ik hem daarmee acuut een lachstuip bezorg die drie dagen aanhoudt.

Ook herken ik me niet zozeer Brit’s voorliefde voor bad boys in oversized konthangende driekwart broek, met wie ze kortstondige huwelijkspogingen ondernam. Mannen die hun iets te vadsige uitdijende oud-danserslichaam proberen te camoufleren met een halfbakken zakdoek rond hun tronie en een geitensik op hun kin. Al verdient ze credits voor het feit dat ze in Justin T de raszuivere prijzenpronker zag, toen wij hem nog voor een poedel in stonewashed spijkerbroek hielden. Nee, het moment dat ik Brit écht begreep, was toen ze in 2007 haar bevallige pruilhoofdje kaalschoor. Ik voelde het. De rebellie. Het meest intense statement dat je als tienersterpopje én vrouw kunt maken. De middelvinger naar de modemaffia: je ontdoen van je bekorende kroon, het lozen van je sacrale lokken. Een kale knar coming-out.

Natuurlijk, ze was onder invloed van drank, drugs en meerdere persoonlijkheden. Natuurlijk, ze was kneiterdepressief. Natuurlijk, elke vorm van gezond verstand valt haar te betwijfelen. Maar toch. Ze deed het. Ze ditchte haar dos. Dat waar ik alleen maar van durf te dromen. Omdat ze er gewoon genoeg van had. Genoeg van het gedoe. Want gedoe is het. Het wassen met de juiste schubbensluitende total repair keratineformule  (noem het vooral geen shampoo), het inmasseren van een glansversterkend anti-breukserum, het regelmatig toedienen van een intensiverende toner voor het juiste kleurconservering. Gedoe. Het zes á acht wekelijkse kappersbezoek – tenminste, voor ‘gewone’, financieel goedbedeelde stervelingen. Brit heeft natuurlijk een personal hairstylist dus hoeft daarvoor haar mansion niet uit. Ze hoeft niet plaats te nemen in een TL-verlichte onderkin-etalerende spiegelhel van small talk en hoofdhuidmarteling. Niemand die Brit iets zou kwalijk nemen als ze géén antwoord zou geven op weinigzeggende waarnemingen als ‘Goh, je hebt wel véél haar, hè? En zo dik!’ Geen ziel die haar zou durven bestoken met leeg gelul in de ruimte, fantasieloos geformuleerd in zinnen als ‘Was je een lekker dagje vrij vandaag?’. Het moment dat ik, al na enkele minuten van wat ik weet dat drie uur gaan worden, wil wegrennen, gillen of botweg zeggen: ‘Nee, knipkut, ik ben lekker aan het werk. Nu jij nog’.  Doe je niet. Hoort niet. Hou je in. Koest.

Ik droom er van. Een laatste gevecht met de klittenbende na elke wasbeurt. Een laatste keer kammen, borstelen, föhnen, stylen, bijkleuren. Snoeihard de schaar er in. Woesh woesh woesh - mijn tooi op de grond. Bzzzzz over mijn bolletje. Schoon, fris, een nieuw begin, loutering. Nooit meer naar de kapper, sterker nog: een einde aan mijn eeuwige zoektocht naar de perfecte barbier, nadat ik er inmiddels zo’n 14 heb afgedankt. In drie verschillende steden.

En toch doe ik het niet. Weerhoud ik mezelf ervan met allerlei smoesjes. Zoals dat mijn schedel nou eenmaal vrij asymmetrisch is. En dat een gelukte coupe ook wel een hoop ruis in het aftakelende gezicht verdoezelt. Of het simpele feit dat je bij zo’n goede kale kop ofwel gelijk het voorkomen van G.I. Jane moet hebben, of als verlepte junk onder een brug de fles moet delen met gelijkgestemde tandeloze zielen op natte elektronicadozen. En hoewel mijn Leidse studentenlook verleden tijd is en ik heus nog van een drankje hou, passen die twee stijlen nou ook weer niet bij mij. Dus binnenkort stap ik maar weer een nieuwe salon binnen. Hit me baby, one more time.