
23 jan Gele doekjes
Terwijl de ene helft van de wereld zich opvreet over de ‘bepaalde groet’ van de heer Musk en de andere helft van de wereld door oorlogen of verwoestende branden zich afvraagt waar vanavond te slapen, lig ik wakker van het gele doekje. Het vaatdoekje op het aanrecht, dat ik wel gebruik maar waar ik eigenlijk intens van gruwel.
Allereerst verdenk ik het gele doekje ervan een bijzondere vorm van karma te zijn voor mensen met smetvrees. Ik erken dat ik in mijn leven een hoop karmische fouten heb gemaakt, maar deze bepaalde vorm van straf is niet mals. Ik heb het over het feit dat tot nu toe al mijn serieuze verkeringen, die toch inmiddels bij elkaar zo’n ruim 25 jaar met mij een huishouden deelden dan wel delen, het gruwelijkst denkbare gedrag vertonen waar het op het gele doekje aankomt. Namelijk, bij het ‘schoonmaken’ van laten we zeggen een aanrecht, tafel of ander oppervlak, het doekje ZOALS HET ER BIJ LIGT oppakken en gebruiken. Ik herhaal: ZOALS HET ER BIJ LIGT. Vochtig verfrommeld in een knoedel – niet zo door mij achtergelaten, overigens. Ik spoel uit met handen-verminkend heet water en een drupje Dreft en hang ze uit. Maar nee: deze knoedel wordt opgepakt. Een germ-knoedel, in dit geval (niet te verwarren met de Oostenrijkse lekkernij Germknödel, kogelvormig warm brooddeeg met daarin pruimencompote, overgoten met vanillesaus. Er komen óók goeie dingen uit die hoek). Nee, germ als in ‘germs’, het Engelse woord voor bacteriën. Ik zie mijn geliefde met alle goede intenties van de wereld, haast overlopend van trots (“Ik maak gewoon uit mezelf schoon!” – een complimentje verwachtend) het ‘vieze’ oppervlak afnemen zonder eerst het doekje uit te spoelen. Denkend dat er wordt schoongemaakt. Ik, daarentegen, signaleer dat er imaginaire rood-oranje strepen nucleaire drab wordt getrokken waarin minuscule organismen de weerzinwekkende ranzigheidsdans doen, in prutpolonaise. Terwijl ik ondertussen op mijn handen zit om er niet met de chemische, in chloor gedrenkte wegwerpdoekjes achteraan te snellen (dit doe ik later alsnog, wanneer hij niet kijkt. In de tussentijd raak ik uiteraard het betreffende oppervlak zo min mogelijk aan en vraag ik hem terloops ook even om zijn handen te wassen. Met zeep. Waarop een vragende blik volgt, en vervolgens een zuchtende tred naar de kraan. 1-0 voor deze mysofoob).
En ja, ik héb ze in huis. Ik koop ze zelfs. Omdat ik ergens uit milieuvervuilend oogpunt de wegwerpdoekjes niet vind kunnen – behalve voor de wc en álles wat je kon aanraken in Coronatijd, maar dit waren extreme tijden. En de doekjes na één keer weggooien drukt óók teveel die carbon voetafdruk in de aarde. De ‘verse’ doekjes uit de verpakking zijn overigens áltijd onprettig in gebruik. Een soort statisch, ruw en matig vocht opnemend – dat doen ze het beste na een wasbeurt. En ja, ik beken dat ik óók deze gele ontwrichters van mijn mentale rust in de wasmachine doe – weliswaar op 60 graden en alléén met dweilen of de kattenbak-afneemlappen, maar toch. Het gebeurt heus wel eens dat er een gewone handdoek tussen zit. En als ik de Quest mag geloven, zwemmen de 4 miljard bacteriën die binnen 24 uur als in het doekje bivakkeren (zoek maar op, het is echt zo), gewoon over naar je andere wasgoed. En dan blok ik nog even gedachten aan de doekjes waarmee ik de wc doe: uiteraard nádat ik hier de wegwerpdoekjes een eerste ronde overheen heb gehaald. Maar toch. En voordat iemand begint over de kookwas: wie doet er in een huishouden zonder kinderen of terminale schepsels in godsnaam nog een kookwas? Daarom.
Ik ben door dit duivelse dilemma een groot fan van de combi keukenrol en aanrechtspray, het lijkt de perfecte oplossing. Toen laatst een niet nader te noemen familielid plompverloren zei dit nimmer en nooit in huis te hebben, heb ik serieus een DNA test en de eerste trein naar huis overwogen: hoe kun je léven zonder keukenrol? Zijn wij familie? Deze vraag stel ik mezelf overigens vaker, maar dan moeten we terug naar de SRV man en lig ik wéér wakker. En aangezien mijn slaap me heilig is, zit er maar één ding op. Alle gele doekjes eruit. Voordat het wezen dat rustig naast mij ligt te slapen, dromend over zijn schoonmaakdaad, het slachtoffer wordt van mijn bacterie-hysterie. Al zou dat vervolgens wél betekenen dat ik weer op ‘mijn manier’ kan schoonmaken…maar dit is wel een heel klein (geel) doekje voor het bloeden.